

Natuur & wandelen.
Zin in een mooie wandeling? Kom dan naar landgoed Heijbroeck in Eersel en geniet van de prachtige omgeving. Je loopt over de mooiste paden en ontdekt wat moeder natuur allemaal te bieden heeft. Je ziet een enorme biodiversiteit. Spot de schitterende bloemen, vogels en andere dieren en beleef het landgoed in al haar facetten.



ONTDEK HET LANDGOED
Over paden en lanen.
Wandelaars en natuurliefhebbers komen volop aan hun trekken tijdens een bezoek aan Landgoed Heijbroeck. Een prachtig beleefgebied met alle facetten van de natuur.
Dit landgoed is nog volop in ontwikkeling. Er zijn diverse uitbreidingsplannen die het gebied nog meer allure gaan geven. Houd de website in de gaten en blijf op de hoogte van het laatste nieuws.
Landgoed Heijbroeck is een natuurgebied voor jong en oud. Genieten, ontdekken, waarnemen en spelenderwijs leren van de natuur. Hoe mooi kan het zijn.
DOOR DE LANEN
Het noordelijke gedeelte.
Bij het noordelijke gedeelte is het landschap vormgegeven rondom de oprijlaan. Deze is geïnspireerd op een klassieke ganzepoot of in het frans een patte d’ole. Dit is een stijlelement uit de barok waarbij een laan uitmond in drie nieuwe lanen. Het noordelijke deel heeft een formeel parkachtig karakter door de groepeerde beplanting, het lijnenspel van de lanen, houten afrasteringen en de toegangspoorten.



DE LOOP VAN DE RUN
Het zuidelijke gedeelte.
Het zuidelijke gedeelte is aangelegd in een landschappelijke stijl. De vormen van de graslanden zijn geinspireerd op het oude ontginningslandschap dat aanwezig was binnen het zuidelijke gedeelte rond 1900. Hier omheen is bos aangelegd met een natuurlijke samenstelling. Een belangrijk onderdeel in het ontwerp was het terugbrengen van de oorspronkelijke loop van de Run.
De loop van de Run was in de vorige eeuw rechtgetrokken. Daarnaast is er een vijver en moerasgebied aangelegd om te dienen als buffergebied bij hoogwater van de Run. De beplanting bestaat uit soorten die je in een natuurlijke situatie ook zou aantreffen. Voor de natte gedeeltes is dit voornamelijk Els en voor de drogere stukken Zomereik en Ruwe Berk.
DIEREN EN PLANTEN
Wat is er allemaal te zien?

MAMMOETBOOM (SEQUOIADENDRON)
De Nederlandse naam voor de Sequoiadendron is de Mammoetboom. Het woord “Sequoia” is afgeleid van Sequoiah, de zoon van een Engelse handelaar en een Cherokee vrouw, die hoofd van de Cherokee-stam werd en een alfabet ontwikkelde voor hun taal. De Mammoetboom staat ook bekend als de “Boksboom” vanwege de vezelige bast die gemakkelijk met de hand kan worden ingedeukt. Deze naam weerspiegelt niet alleen de indrukwekkende eigenschappen van de boom, maar herinnert ons ook aan de culturele en taalkundige erfenis van Sequoiah en zijn impact op de Cherokee-stam.
ZWARTE TUPELOBOOM (NYSSA SYLVATICA)
De Tupeloboom is door zijn schitterende herfstkleuren één van de mooiste bladverliezende parkbomen. Na de eerste nachtvorst, lijkt hij te ontvlammen. Bovendien is de boom van onschatbare waarde voor inheemse dieren, zoals vogels en bijen, vanwege zijn vruchten en nectarrijke bloemen. De kleine vruchten, die lijken op kersen, zijn een belangrijke voedselbron voor verschillende vogelsoorten. De Zwarte Tupeloboom gedijt in vochtige bodems en heeft de reputatie van een sterke en duurzame boom te zijn. Naast zijn ecologische waarde heeft deze boom ook historische betekenis, omdat inheemse Amerikaanse stammen en pioniers gebruikmaakten van het hout voor verschillende toepassingen, zoals houtsnijwerk en kano’s.


GROTE ZILVERREIGER (CASMERODIUS ALBUS)
De grote zilverreiger is een slanke, witte vogel, met een uitzonderlijk lange, dunne hals en poten. De snavel is geel met in de zomer een zwarte punt. Het voedsel van de grote zilverreiger bestaat uit vissen en reptielen waarop gejaagd wordt door langzaam door het water te lopen. De vogel jaagt soms ook op het land, waarbij met dezelfde trage passen gejaagd wordt op prooien zoals muizen en andere kleine zoogdieren. De grote zilverreiger komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa, maar de soort heeft zich de laatste decennia steeds verder naar het noorden en het westen verplaatst. Tegenwoordig broedt de vogel ook in kleine aantallen in Nederland. In tegenstelling tot de kleine zilverreiger trekt de grote zilverreiger nauwelijks weg en is daardoor ook in de winter in Nederland te zien.
IJSVOGEL (ALCEDO ATTHIS)
De ijsvogel is een zeer opvallende vogel die aan zijn lichaamsbouw, zijn gedrag en onmiskenbaar blauw en oranje kleur gemakkelijk te herkennen is. Vrouwtjes hebben een oranjerode snavelbasis, bij de man is die zwart. De ijsvogel zit vaak rechtop op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes. Hij jaagt vanaf een post boven het water of biddend in de lucht en stort zich vervolgens naar beneden om recht boven een vis het water in te duiken. Hun nesttunnel bestaat uit een nestholte die te bereiken is via een zelf gegraven gang in een steile oever. Ondanks de naam is de ijsvogel gevoelig voor strenge winters. Behalve door de kou sterven ook vogels doordat oppervlaktewater dicht vriest, waardoor de vogel niet langer op vis kan jagen.


TORENVALK (FALCO TINNUNCULUS)
De rug van de torenvalk is roodbruin van kleur en bedekt met een donkere tekening. Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden door de grijze kop en de grijze staart. Op de staart van het vrouwtje bevinden zich donkere dwarsbanden, maar de staart van beide geslachten is voorzien van een zwarte eindband. De vogel hangt vaak biddend in de lucht, waarbij door een gespreide staart en het klapwieken van de vleugels dezelfde positie aangehouden wordt. Door stil in de lucht te hangen kan de vogel bewegingen op de grond gemakkelijker opsporen, waarna de prooi, zoals muizen, vanuit een stootduik gevangen wordt. Als er weinig muizen zijn pakt hij ook wel jonge weidevogels of mussen. Het nest wordt vaak gebouwd op de restanten van een oud nest.
BOERDERIJ DIEREN (DIVERSEN)
Op het Landgoed kun je ook diverse boerderijdieren tegenkomen, zoals schapen, koeien, zeeboes, kippen, geiten, een ezel, een varken en kalkoenen.
Voorbijgangers staan vaak met verbazing te kijken naar onze superkleine koetjes. Deze miniatuurrundjes ontstaan zijn door eeuwenlange natuurlijke selectie en het zijn ondanks hun enorm klein gestalte, zeer sterke dieren.


STEENUIL (ATHENE NOCTUA)
De steenuil is nauwelijks groter dan een merel maar oogt forser door z’n opgezette veren. Het verenkleed is overwegend bruin tot grijsbruin met witte streepjes en druppelvormige vlekken. Opvallend zijn de felgele ogen en lichte ‘wenkbrauwen. Het achterhoofd lijkt een kopie van het voorhoofd met toegeknepen ogen. Het voedsel bestaat uit veldmuizen, andere kleine zoogdieren, vogeltjes, in mindere mate reptielen en amfibieën, regenwormen en insecten. In de broedperiode, van half april tot half mei, legt de steenuil gemiddeld 3-5 eieren. Zij broedt in allerlei natuurlijke holtes van bomen, rustige hoekjes of nissen van gebouwen en in speciale nestkasten. Jongen verlaten na ongeveer een maand het nest. Hij maakt veel lawaai met een roep bestaande uit een schel en fluitend ‘kieuw-kieuw, ‘koewiet’ of ‘kwief’.
DE VOS (VULPES VULPES)
Een vos is maar weinig groter dan een flinke kat. Hij heeft een rode of bruingrijze vacht, korte poten en een langgerekt lichaam. De rug is donkerder dan de flanken en de buik is grijs tot bijna wit. Hij heeft grote puntige oren die aan de achterzijde zwart zijn, een zwart-witte snuit en amberkleurige ogen. Zijn wintervacht is veel dikker dan de zomervacht en meestal grijzer van kleur. De vos heeft een goed gehoor en reuk maar ziet minder scherp. Vossen leven van kleine knaagdieren en haasachtigen. Maar ook vogels, insecten, eieren, bessen, afgevallen fruit, aas en afval wordt gegeten. Per dag heeft een vos ongeveer vijfhonderd gram voedsel nodig,
